Ik vleermuis, wij vleermuizen

Ik ben de laatste tijd aan het “vleermuizen”.  Zoals het woord “vogelen” betekent “vogels kijken”, zo betekent “vleermuizen” het waarnemen van vleermuizen. Dat gebeurt vrijwel uitsluiten ’s nachts. Ongeveer een half uur na zonsondergang komen de vleermuizen uit hun boomholtes, kelders, zolders en spouwmuren. Onmiddellijk gaan ze daarna op jacht. Ze vliegen vaak via een vaste route van hun slaapplaatsen naar hun jachtgebieden.

Ze eten uitsluitend insecten: muggen, motten, nachtvlinders, dat soort werk.

Hun prooien vinden ze door zeer hoge geluiden te roepen. Met hun oren vangen ze de echo’s daarvan een fractie van een seconde later weer op. Die roepen zijn ultrasoon, dus boven de gehoorgrens van mensen, en dat is maar goed ook, want anders zouden we waarschijnlijk geen oog meer dicht doen. Mensen kunnen het gegil alleen horen met behulp van een batdetector: een apparaatje van rond de 100 euro dat de hoge tonen van de vleermuis verlaagt tot een hoorbare frequentie. Omdat alle soorten vleermuizen een andere jachttactiek hebben, en vaak in verschillende omgevingen op verschillende prooien jagen, hebben de vleermuizen een eigen kenmerkende frequentie en ritme.

De geluidenherkenning is moeilijk, maar ik heb sinds kort een apparaatje met een bijbehorende app die de vleermuizen automatisch herkent. Op de nationale vleermuisdag, afgelopen zaterdag 26 augustus, heb ik meteen een vleermuisexcursie gegeven om andere te laten meegenieten.

Reuzenberenklauw

De reuzenberenklauw of Perzische berenklauw komt oorspronkelijk uit de Kaukasus. Hij kan enorm groot worden, wel 5 meter, en ziet er dan indrukwekkend uit. Hij begon zijn Europese carrière in de 19e eeuw als tuinplant en is inmiddels over heel Nederland verspreid. Het is een mooie plant, maar geeft veel overlast.

Op de stengels staan namelijk stevige haren die wondjes op de huid veroorzaken als je die aanraakt. Sap uit de bladeren en de stengels bevat bovendien de stof furocumarine. In contact met de huid, in combinatie met zonnig weer, ontstaan er na 24 uur rode, jeukende vlekken die vervolgens overgaan in zwellingen en blaren die eruitzien als brandwonden en pas na 1-2 weken genezen. Zelfs kan er bloedvergiftiging optreden. Bij regenachtig weer is de reactie overigens minder. Alle reden dus om de plant te mijden en te bestrijden, maar dat is gemakkelijk gezegd dan gedaan. Hij staat vaak op moeilijk bereikbare plekken zoals middenbermen van snelwegen, waar ze zich snel uitzaaien door de langstlevende auto’s. Maar ook in bossen breidt hij zich uit.

De plant zelf is niet giftig en vooral schapen zijn dol op de sappige stengels en bladeren. In Leiden stuurt schaapherder Elzo Hoexum zijn kudde daarom regelmatig langs de berenklauwen die vervolgens in hongerige schapenmagen verdwijnen.

Een mooie, natuurlijke manier van bestrijden, waartoe sinds dit jaar alle landen van de EU verplicht zijn.

Heermoes

Overal warrige sprieten tussen de stoeptegels die ik niet zo snel kon thuisbrengen. Het plantenboekje gaf geen uitsluitsel, maar wel de site floravannederland.nl Daarop staat, met filmpjes en al, uitleg over alle plantensoorten in ons land. Het blijkt gewoon heermoes te zijn. Dat ken ik wel van het vroege voorjaar, als de bleke witte stengels onheilspellend opkomen. Dat zijn de vruchtbare spruiten, die later sporen voortbrengen. Later in het jaar, tot en met de hele zomer, komen de onvruchtbare spruiten op, als een soort decoratie tussen de andere planten.

Heermoes hoort tot de paardenstaarten, een oeroud geslacht uit de tijd van het Carboon, 300 miljoen jaar geleden ontstaan, 150 miljoen jaar voor de eerste bloemplanten die nu zo dominant zijn.

Heermoes en de andere paardenstaart-achtogen maakt dan ook een voorwereldlijke indruk. De stengels zijn opgebouwd uit segmenten die je gemakkelijk uit elkaar kan trekken Aan de voet van elk segment zitten 8 tot 9 zijtakken die ook weer gesegmenteerd zijn.

Heermoes is lastig te bestrijden, omdat de wortelstokken onder de grond ver doorlopen. Vee eet het niet, vanwege het kiezelzuur in de stengels. Zo zijn namen als akkerpest en oneet ontstaan.

De naam heermoes geeft hoofdbrekens. Het zou kunnen slaan op de overheersende eigenschappen in de moestuin. Maar het kan ook herde oftewel kudde in het moes, (groen) betekenen omdat de planten in groepjes voorkomen. Andere volksnamen zoals roobol en unjer zijn nog vreemder.

Jonge boomvalken!

De 2 jonge boomvalken aan de Wassenaarseweg groeien als kool. Ze broeden daar voor het tweede jaar, eerst in het ene, nu in het andere kunstnest. De gemeente heeft in 2016 drie kunstnesten laten plaatsen omdat de nestboom aan op het BioSciencePark gekapt werd. Boomvalken komen pas laat aan vanuit Afrika, meestal eind april, begin mei. Ze bouwen geen eigen nest maar kiezen of kraken ze een meestal leegstaand kraaiennest of verwaaid eksternest.

Net als de andere valken hebben ze scherpe punten aan hun dunne vleugels. Gecombineerd met hun korte staart lijken het vanuit de verte net grote gierzwaluwen, maar ze vliegen heel anders. Boomvalken eten vrijwel uitsluitend vliegende prooien, vooral kleine zangvogels, maar ook grotere hoeveelheden insecten. In hun jacht op vogels vliegen ze snel, met krachtige slagen; als ze op insecten jagen is hun vlucht sierlijker en meer beheerst.

Ze hebben wel verborgen levenswijze. Het nest zo hoog in het bladerdek niet makkelijk te ontdekken en ook houden zich ze meestal stil. Pas als de jongen uitvliegen, zo half augustus, hoor je het bekende kekkeren: kjuuw, kjuuw, kjuuw, kjuuw enz. De aantallen in Nederland gaan al een aantal jaren omlaag, door vernietiging van zijn leefgebied, afname van het aantal prooidieren en predatie van haviken. Daarnaast worden veel boomvalken op hun trekroute door Zuid-Europa uit de lucht geschoten.

Kewiek!

Verrassing bij de post. Boekje opgestuurd door Tom Lommers, oudste natuurgids van Leiden en voormalig schoolhoofd van de Pacellischool in Leiden. Hij weet dat ik geïnteresseerd ben in vogelgeluiden dus toen hij in Duitsland het boekje Vogelstimmen zag, kocht hij het voor me. Een verrukkelijk boekje, met allerlei ezelsbruggetjes, omschrijvingen en nabootsingen van vogelgeluiden. In het Duits natuurlijk, dat net als het Engels een zeer geschikte taal is om al die scherpe t’s en essen weer te geven.

Neem nou de zang van de koolmees: “Sitz i da, sitz i da” (Neem plaats, neem plaats) of het geschreeuw van de gierzwaluw: “schrie, schrie, schrik” (schreeuw schreeuw schreeuw). Dit zijn imitaties van het geluid, maar tegelijk met een betekenis. Je kunt nog verder gaan, door ook het ritme te imiteren in een betekenisvol zinnetje.

Mooi vond ik de roep van de bosuil: “Du, last mich in Ruh….”, wat toch weer anders klinkt dan “Jij, laat me met rust”. De kewiek-roep van het vrouwtje klinkt in het Duits als “Komm mit”, wat goed aansluit bij het imago van de uil als doodsaankondiger: kom mee (naar gene zijde).

Ik heb zelf inmiddels een Nederlandse verzameling aangelegd, en er ook een paar bij verzonnen. Bijvoorbeeld het liedje van de vink, eindeloos herhaald: “Vind-je mijn lievelingsliedje niet boeiend?” Die komen in een volgend boekje. Ton wil mij daarbij helpen, schreef hij.

Het boek van Dick de Vos: “Veldgids Vogelzang” is genomineerd voor de Jan Wolkersprijs, de prijs voor het beste natuurboek van 2016/2017. Het is voor 34,95 te koop in de boekhandel.

Stadsreus

juli 2017

Gebrom tegen het raam. Een groot insect wilde naar buiten maar werd tegengehouden door het glas. De katten waren er bang voor, en ik ook een beetje want het was een enorm beest. Natuurlijk niet doodgeslagen maar glas gepakt, over het insect heen gezet en met een ansichtkaart gevangen. Het leek op een enorme wesp, maar ik zag al snel dat het om een zweefvlieg ging. Geen wespentaille, geen voelsprieten en maar 2 vleugels in plaats van 4, zoals alle wespen en bijen hebben. Navraag via internet leverde op dat het een hoornaar-zweefvlieg was, officiële naam: stadsreus. Deze lijkt op de hoornaar (een reusachtige, gevaarlijke wesp), maar is totaal niet verwant. Zweefvliegen leven van nectar en stuifmeel van bloemen en kunnen, in tegenstelling tot wespen, niet steken.

De geel-zwarte kleuren van wespen zijn voordelig voor wespen: voor vogels  en padden is dat een signaal dat zo’n wesp flink kan steken en daarom worden ze door de meeste vijanden met rust gelaten. Zweefvliegen bootsen de kleuren van de wesp na en misleiden zo hun roofvijanden. Dit verschijnsel wordt in de biologie mimicry genoemd: misleiding door bedrog.

De stadsreus was tot voor kort in Nederland betrekkelijk zeldzaam. Het is meer een zweefvlieg van zuid-Europa – weer een bewijs van de opwarming van de aarde.

Onze stadsreus heb ik na bestudering in de tuin losgelaten: nieuwe bloemenavonturen met tegemoet.

Kraaiende hanen

juli 2017

Weet u wat de talrijkste vogel van Nederland is? (Niet naar het plaatje kijken). Ik geef veel vogellezingen en de meeste mensen antwoorden “de merel”. Die is met 1,2 miljoen broedparen inderdaad de meest voorkomende wílde vogel. Maar de talrijkste vogel is de kip. 49 miljoen vleeskuikens (want ouder dan 6 weken worden ze niet), 46 miljoen leghennen en dan nog eens 3 miljoen ouderdieren, voor de productie van beide soorten. Haantjes komen nauwelijks voor. De meesten worden direct na het uitkomen gesekst en als “waardeloze haantjes” door de shredder gehaald. Op een enkele gelukkige haan na, die heel veel kippen mag bevruchten.

De meeste kippen worden industrieel gehouden, op een enkele hobbyboer na maar boerderijen bevinden zich buiten de bebouwde kom, op verre afstand van de buren. Kippen houden in de stad, zeker als er ook een haan bij is, wordt lastig. Buren stellen het gekraai om 4 uur ’s morgens meestal niet op prijs.

Zo was er onlangs een koppeltje kippen en een haan losgelaten op de Burcht. Wat de Partij voor de Dieren daarvan vond. Nachtelijke overlast is natuurlijk vervelend. Je zult maar uit je slaap gehouden worden vanaf midden in de nacht. Maar wij keken vooral naar het welzijn van de kippen. Was dat in orde? Tja, ze hadden geen schuilhok (voor katten en slechtvalk), geen medische verzorging, voedsel moesten ze zelf bij elkaar scharrelen, dus wij vonden het vanuit dierenwelzijn geen goed idee. De gemeente heeft de kippen inmiddels weggevangen.

Nijlgans

juli 2017

Wat nu weer! De  Europese commissie heeft de nijlgans is op de lijst van exoten gezet. Dat betekent dat ze mogen, nee moeten worden bejaagd ‘om de inheemse natuur te beschermen’.

De nijlgans is een prachtige vogel afkomstig uit  Afrika. Niet alleen uit het Nijldal, maar eigenlijk alle waterrijke gebieden ten zuiden van de Sahara. Met zijn bonte kleuren, oogmaskertje en roze poten is het een schitterende vogel om te zien. In de vlucht zijn ze goed herkenbaar door de grote witte vlek op de zwarte vleugels. Hoe dan ook, de nijlgans wordt dan ook al eeuwen gehouden als siervogel op landgoederen. Toch duurde het de jaren ’70 tot ontsnapte exemplaren in Nederland tot broeden kwamen. Sinds 1990 ging het snel: van enkele honderden naar minstens 10.000 broedparen nu. Maar de laatste 10-15 jaar stabiliseert de populatie zich en plaatselijk is er zelfs een afname.

De vraag is dan ook of afschieten helpt. De grootte van een populatie worden namelijk bepaald door de hoeveelheid voedsel dat beschikbaar is. Door te jagen, krijgen ze juist meer jongen. Je kunt eeuwig blijven schieten, het worden er alleen maar meer.  Vergelijk het met het snoeien van een struik. Als je drastisch snoeit, loopt de plant deze te harder uit. De wortels hebben immers toegang tot dezelfde hoeveelheid voedsel in de grond.

Schildpadden in Cronesteijn

juni 2017

Je kent dat wel: na de goudvis en de gup willen de kinderen weleens wat anders. Iets om te aaien of juist niet. Een schildpad! Nóg makkelijker in de verzorging, want ze eten bijna niks, piesen niet in huis en slopen geen meubels. Maar na een tijd zijn sommige kinderen ook daar op uitgekeken, en zitten de beesten te verkommeren in een stinkend terrarium. Dus dump je ze toch maar, net als al die andere mensen, in de sloot. Ook in de Leidse wateren worden regelmatig schildpadden gezien, vooral ’s zomers in de ochtend als ze zitten op te warmen.  ’

Het gaat meestal om gedumpte roodwang- en geelwang- en geelbuikschildpadden. Ze eten zowel planten als dieren en concurreren daarmee met de inheemse dieren. Kans op een uitbreiding is er niet: de eitjes (die op het land worden gelegd) komen niet uit in onze koude streken.

In hun land van herkomst hebben ze een korte winterrust, terwijl ze hier het grootste gedeelte van het jaar in een lange tegennatuurlijke winterslaap worden gedwongen. Op de duur teren ze teveel in en sterven ze van de honger.

De Dierenbescherming waarschuwt al jaren om niet zomaar een huisdier te nemen. Dat geldt niet alleen voor schildpadden. Helaas worden er nog steeds dieren verkocht in tuincentra, die daar totaal niet op ingesteld zijn. De dieren zitten de hele dag in de drukte en lopen het risico in een impuls gekocht te worden door  ouders van jengelende kinderen.

Meeuwenverschrikker

juni 2017

Mensen en meeuwen. Op zijn minst een gecompliceerde relatie. Meeuwen hebben last van mensen, die de broedplaatsen aan de kust hebben vernietigd of in bezit genomen voor recreatie of industrie. Dus zijn ze, mede door de vos, op platte daken gaan broeden en daar hebben mensen weer last van. Je zal maar elke dag om 5 uur wakker worden van het  gekrijs, pardon de baltsroep. Of aangevallen worden door een meeuw die haar jongen wil verdedigen – welke moeder zou dat niet doen?

Wat te doen? Verjagen? Dat zullen de buurtgemeenten leuk vinden. Doden? Mag niet en zou geen enkele zin hebben; de populatie wordt binnen no time weer aangevuld. Nee, wat echt helpt is verhinderen dat meeuwen op de daken gaan broeden en mochten ze dat toch doen, dan kan een specialist op verzoek de eieren omwisselen voor nepeieren. Voor de meeuwen is dat maar 10 minuten overlast. Daarna blijven ze op de eieren zitten tot de broedhormonen zijn uitgewerkt.

Verhinderen dat ze gaan nestelen is niet zo simpel. Je kunt op het dak gaan lopen zodat de meeuw het dak als onveilig gaat ervaren. Maar je kunt niet voortdurend het dak op. Daar is inmiddels wat op gevonden. Een vlieger als meeuwenverschrikker. Die lijkt op een roofvogel, om precies te zijn een zwarte wouw. Nu zijn meeuwen heel slimmer beesten dus ze hebben al snel door dat het geen echte roofvogel is, maar dan is de periode om het nest in te richten al voorbij.